viernes, 22 de mayo de 2015

Zythos Bierfestival 2015



Years ago, when the festival was still held in Sint-Niklaas, I had already atended the festival. I had liked it for it offered a direct contact between brewers of all types of beer and of all size of installation and its – potential - customers, it was great value and people could get there easily without the need to use their proper transport, but one could tell that the event was growing beyond Sint-Niklaas´capacities. 

Since a number of editions, the festival is held in Belgium´s unofficial beer capital, Louvain. Louvain is not only the home town of Stella Artois and Interbrew (now AB-Inbev), Belgium´s major industrial brewer, it is also the capital of Belgium´s most diversified beer province (lambiek and witbier have their origins here, and it also has its more than fair share of producers of spéciale belge, abbey beers etc.), it even houses the oldest brewpub in the country, Domus. …And it´s my home town as well ;-)

Nowadays, the festival is the start of the city´s (and province´s) beer month. A lot of activities are organised, like beer tastings, beer-food pairings, beer walks and also one can visit most of the microbreweries in the area. Moreover, at the end of April and the beginning of May at the end of the lambiek brewing season, the lambiek brewers and –stekers tend to organise all sort of events as well (more in another post shortly). The beer month ends this year at the end of May with another smaller scale festival, the Leuven Innovation Beer Festival organised by Hof ten Dormaal in the installations of the original site of Stella Artois, namely Den Hoorn. About 15 of the most innovative craft brewers from all around the world (but mainly Europe) will be presenting beers of theirs. 

This year I had planned to be at my parents´ place at the end of April, so I travelled a few days before and attended the festival. Although it can be fun to attend a festival in large groups, I prefer to go in small groups of max 3, in order to avoid practical problems (not being able to stand all together in the crowd, to hear what the others have to say, less occasion to talk to the brewers or to make contact with other festival goers). 




On Saturday, I went with an old friend of mine and the Brabanthal was packed. We queued at some places (to pay for the starters pack, to go to the toilet, to have some food), but we deliberately went to stalls where I didn´t know (well enough) the beer(s), and where we could easily get to the counter. As the festival has about 100 stalls, this is certainly no problematic task. Although some beers we tasted weren´t really to our liking (and in one case, that of Brouwerij Weldebrouck, I thought the beers served weren´t “ready” yet), most were solid. My personal top3 of the day, in no specific order whatsoever : La Grognarde,  a blonde hoppy and fresh beer of 5,5% brewed by Brasserie Sainte-Hélène in Virton – Schuppenboer, a balanced tripel of 8,5% from Hobbybrouwerij Het Nest brewed at Brouwerij Anders in Zandhoven – Estivale, a very refreshing blonde beer of 5,2% brewed by Brasserie Artisanale de Rulles in Rulles. I must admit that in order to call it a day at the festival I had an Oude Quetsche Tilquin à l´ancienne, which I didn´t consider when writing down my top3. 

  


On Sunday, through circumstances (another friend who would ´ve come along finally couldn´t because of a close relative passing away) I went on my own, after having followed the cycling classic of Liège-Bastogne-Liège on TV (once a Belgian, always a Belgian indeed, not only when it concerns beers!) and I must say, it was a lovely experience : with the festival nearing its end, one could feel the sigh of relief being taken by a lot of volunteers that it had been a success, as well as the brewers being more relaxed to have a chat about their beers. As far as the brewers of Flemish-Brabant were concerned, I had the impression that quite a few had been busy on Saturday at their brewery to show people the installations, while they were now on duty at the festival stall. My personal top3 of the day (again in no particular order) : Amitié, a hoppy almost spicy IPA of 7,0% from Brouwerij Hof ten Dormaal brewed at Brouwerij De Dochter van de Korenaar in Baarle-Hertog (waiting for the brewing activities to restart at HtD after the fire of January) – Obelis 2015, a spicy saison with a dry aftertaste brewed by De Struise Brouwers in Oostvleteren – Triest IPA Dry Hopping, a balanced IPA with mosaic dry hopping of 7,0% brewed by Brouwerij Den Triest in Kapelle-op-den-Bos. Also this day, I ended the festival with a sure value, this time a Framboise by Geuzestekerij De Cam.

 

Looking back at this edition of the festival as another visitor, I can say that the reasons for which I had liked the festival when it was still held at Sint-Niklaas, are still valid. Although the Brabanthal isn´t located in the centre of Louvain, there were free regular (every 10-15 minutes or so) shuttle buses to the railway station (and centre) of Louvain, where the party could go on, considering the many bars and restaurants. The festival is still really great value and details like a very detailed festival brochure or the fact that you can hand the festival glass in at the end of the day to get a full refund are well appreciated. 
For a more in-depth evaluation I can recommend the one given in the blog Belgian Smaak. Don´t forget to listen to the opinion of Zythos´president. What he says about the synergy between big and small brewers is very interesting, if you ask me…and in the nowadays boom of craft beers we tend to forget this. http://www.belgiansmaak.com/zythos-beer-festival/

De Blauwe Ruiter



Onlangs was ik een lang weekend in München. Als je nog nooit in een stad geweest ben, zijn er steeds een hoop dingen die je op je to-do-lijstje staan hebt. Al ben ik nog steeds wel iemand die dergelijke “city-trips” met reisgidsen erbij grondig voorbereidt, de laatste jaren laat ik me ter plekke vaker meedrijven op het gevoel; als er dan aan het eind van het verblijf dingen op het lijstje niet aangevinkt zijn, laat dat dan een reden zijn om binnen een tijdje terug te keren!

Mijn eerste volledige dag in München zou regenachtig worden, het ideale excuus om een museum aan te doen, en erna zien we nog wel...het zou evenwel een beetje anders uitdraaien dan verwacht. Na een bezoek aan het toeristisch informatiekantoor had ik op het internet recensies over de tijdelijke tentoonstellingen opgezocht en zo dacht ik dat ik wel naar de tentoonstelling Marc-Macke in de Kunstbau van het Lenbachhaus zou kunnen gaan.

Het museum bleek in de buurt van het hotel te liggen, dus ik kon ernaartoe wandelen. Je koopt je inkomsbiljet in het museum, en met het biljet voor ingang tijdens een bepaald kwartier (ik hoefde zelfs niet te wachten, maar had lang genoeg in de rij gestaan voor de inkomsbiljetten) krijg je ook een polsbandje voor de permanente collectie. De tijdelijke tentoonstellingen vinden plaats in de Kunstbau, een oorspronkelijk technische ruimte die zich bevindt tussen de 2 ingangen van de ondergrondse aan beide kanten van de straat en die dus een nieuwe bestemming kreeg.

August Macke en Franz Marc, een vriendschap tussen artiesten. Zo heet de tijdelijke tentoonstelling volledig. Al had ik al over Macke gehoord, van Marc wist ik zogezegd niets. Ze worden beschouwd als de voornaamste Duitse schilders van het begin van de 20ste eeuw. Beide stierven bovendien in Frankrijk tijdens WOI.  Nergens beter dan in München om meer over Marc te weten te komen : Franz Marc – afkomstig uit de streek - was samen met Wassily Kandinsky actief in de Blauwe Ruiter, een vroeg 20ste eeuwse artistieke stroming die vanuit München opereerde. Het Lenbachhaus heeft de balangrijkste collectie werken van deze stroming, hoofdzakelijk door de donatie van Gabriele Münter, zelf vertegenwoordigster van de stroming en jarenlang Kandinsky´s levensgezellin. Het werk van de groep kenmerkt zich door een uitbundig kleurenpalet en heeft een expressief en deels abstract karakter. 

De tentoonstelling handelt over  de vriendschap tussen beide artiesten : ze ontmoetten elkaar voor het eerst in januari 1910 wanneer Macke – zelf uit Bonn – naar München reist, en tot hun dood blijven ze contact onderhouden, hoewel ze maar gedurende korte periodes in elkaars buurt wonen. Afgezien van een beperkt aantal fragmenten van briefwisseling tussen de 2 schilders en geschenken die ze elkaar – en hun families – gaven, is het eerder een naast elkaar tonen van werk tijdens een bepaalde periode, met een bepaald thema of een zelfde achtergrond. Dat neemt niet weg dat de tentoonstelling inspireert en mij alvast heelwat leert over de geschiedenis van de schilderkunst aan het begin van de 20ste eeuw, en meer bepaald over stromingen zoals de Blauwe Ruiter. 

                                                                   Zoologischer Garten I (August Macke, 1912)


Sommige werken trekken je gewoon naar binnen, binnenin felgele velden met blauwe paarden, of temidden een park met exotische vogels. Het is duidelijk dat kleuren erg belangrijk waren, belangrijker dan gewoon een andere tube of een andere combinatie van basistinten : beide schilders correspondeerden over hun theorieën betreffende kleuren die ze bovendien spirituele dimensies gaven.

                                                                              Im Regen (Franz Marc, 1912)


2,5 uur (jawel!) kon deze expo me bekoren. Hoewel deze tentoonstelling begin mei zou sluiten, wacht er eind oktober een dergelijke tentoonstelling over Paul Klee en Wassily Kandinsky, met als ondertitel “Buren, Vrienden, Concurrenten”. Het zijn – alvast voor mij – bekendere namen, maar allebei maakten ook deel uit van de Blauwe Ruiter beweging (hierdoor had ik al eerder over de stroming gehoord, maar helaas niet over Franz Marc).

 ...Der Blaue Reiter (W. Kandinsky, 1911), aan de oorsprong van de stroming

Tijdens de namiddag was het nog erger gaan regenen. Ik was nog steeds gemotiveerd om een poosje langer in het museum rond te lopen en keerde terug naar het Lenbachhaus waar ik het polsbandje omdeed om de permanente collectie te bezoeken. Voor zowel de tijdelijke tentoonstelling als de permanente collectie kun je ter plekke een audiogids vragen. Die is inbegrepen in de prijs en m.i. enorm de moeite wil je iets opsteken van je bezoek. In vele zalen kun je ook catalogi over de tentoonstelling/collectie raadplegen terwijl je de werken aanschouwt...beslist iets dat ik ook graag in andere musea zou zien!

Het Lenbachhaus mag dan wel bekend staan om zijn Blauwe Ruiter collectie, het museum bevat veel meer dan dat, van 19de eeuwse landschappen tot hedendaagse kunst. Persoonlijk kon enkel de Blauwe Ruiter collectie me boeien. Het werk van Joseph Beuys bijvoorbeeld heeft zonder twijfel zijn fans, ik vind het maar niks.

Over de Blauwe Ruiter permanente collectie dan : hoewel de tijdelijke expo erg uitgebreid is (ongeveer 200 werken zijn erin opgenomen), geeft de permanente collectie een precieser beelde van de stroming, niet alleen chronologisch, ook over de kunstenaars die er dan wel dan weer niet deel van uitmaakten en hoe het vertrek van sommigen en de komst van anderen het werk van de groepsleden beïnvloedde. Door de donatie van Gabriele Münter krijg je bovendien een betere kijk op de persoonlijke ontwikkeling van Kandinsky´s werk. De link met later werk van Wassily Kandinsky dat internationeel meer bekendheid geniet, wordt onderhouden door latere aankopen van het museum.  Sommige grote doeken krijgen hier de nodige ruimte om bekeken te worden. 

En zo waren er al gauw weer 1,5 uur verstreken. Moe maar tevreden door de “ontdekking” van vandaag keerde ik terug naar het hotel. Nu had ik zeker wel een Schweinsbraten mit Kartoffelknödl und Speckkrautsalat en een pul Helles verdiend!

lunes, 18 de mayo de 2015

CAMRA



Ya está. Aunque todavía no nos hayamos mudado del todo, vivimos en Inglaterra otra vez. Hace más de 20 años conocí a mi pareja Gonzalo en el norte del país, a saber, en West Yorkshire. Ahora Gonzalo está trabajando en Berkshire y vivimos en Hampshire, en el suroeste del país.
Unas cuantas cosas son distintas: nuestra situación (ya no somos ni estudiantes ni veinteañeros), el tiempo (parece mentira, pero mientras que en Yorkshire mi “traje de lluvia”, un pantalón y chaqueta que se pone por encima de la ropa normal para protegerse contra la lluvia, era sin duda mi indumentaria más utilizada, en Hampshire o Berkshire los días de lluvia en los últimos 3 meses pueden contarse con los dedos de una mano) …¡y los horarios! : supermercados abiertos las 24 del día, pub food all day (se puede pedir comida caliente en muchos pubs desde las 11:00 hasta las 21:00) etc.

Pero una cosa teníamos clara : íbamos a hacernos miembros del CAMRA, o CAMpaign for Real Ale (Campaña para defender la verdadera “ale” británica). 

CAMRA empezó en 1971 en el noroeste de Inglaterra porque un grupo de aficionados a la cerveza decidió que algo tenía que hacerse contra la baja de calidad de la cerveza disponible en muchos pubs donde la cerveza tenía gas, era sosa y demasiado cara. Todo un contraste con las ales a precios razonables disponibles en los pubs que pertenecían a cerveceras independientes. Desde los años 50, fusiones y compras habían creado un paisaje cervecero con 6 compañías responsables del 80% de la producción, y que además controlaban más de la mitad de los pubs. Estos “Big 6” - Bass Charington, Allied Breweries, Courage, Whitbread, Watney y Heineken UK – habían inundado sus pubs con sus (más bien regulares) cervezas de keg

Para los lectores en España es esencial comprender la diferencia entre “keg beers” y “cask ales” : las últimas son las ales tradicionales que no tienen gas y que se sirven utilizando bombas manuales mecánicas (hand pumps) mientras que las primeras son las cervezas de barril típicas en el resto del mundo, donde se tira la cerveza utilizando CO2. Como la situación en el Reino Unido en los años 60 y 70 era “extrema” : por un lado las lagers comerciales (la mayoría, por la propiedad de los pubs, en manos de los Big 6), por el otro las ales regionales, uno podría pensar que CAMRA está en contra de las keg beers. No es el caso, la “campaña” sigue luchando para mantener  1/ que haya cervezas tradicionales “vivas” (por el contenido en levadura dentro del cask) de tipo cask, y 2/ que toda la cerveza (que incluye craft beers y cervezas de importación) sea de buena calidad y bien servida. Hoy en día además han añadido la lucha para proteger las real ciders y perries (sidras de manzana y de pera hechas de manera tradicional). 

Otros asuntos se añadieron a la agenda de CAMRA como reformar los horarios de los pubs, reducir los impuestos para cerveceras pequeñas, mejorar la protección de los pubs (cada semana desaparecen unos cuantos pubs, que en Reino Unido suelen ser casas completas independientes, para ser transformados en supermercados o bloques de pisos) y, por ejemplo, antes de las elecciones de hace pocos días, CAMRA lideraba un lobby para convencer a los candidatos electorales a MP (Member of Parliament) de estos asuntos.

Por nuestra cuota (compartida) de menos de 30 GBP no sólo tomamos partido por una “buena causa”, sino que además recibimos unas revistas muy interesantes. BEER se publica 4 veces por año y contiene artículos sobre el mundo de la cerveza : en la última edición se puede leer, por ejemplo, una entrevista con 5 cerveceros que habían dejado su antiguo trabajo para transformarse en cerveceros, una evaluación de las razones y éxitos de vender cerveza en lata, el relato de unas caminatas por Gales pasando por pubs, artículos sobre maridajes cerveceros con comida asiática y con quesos, una explicación del uso de isinglass en el proceso de clarificar la cerveza…
What´s Brewing es un periódico mensual, más bien con anuncios de festivales y actividades de los grupos regionales, artículos sobre campañas de CAMRA y noticias en relación con la cerveza, cerveceras, etc. Los grupos regionales suelen editar cada uno una revista también, que se distribuye gratuitamente en los pubs.

Y claro, también se puede entrar gratis o con descuento a la mayor parte de los festivales organizados por CAMRA o sus grupos regionales, como el GBBF en Londres en el mes de agosto. El festival de nuestro grupo regional tendrá lugar a principios de octubre y esperamos poder asistir. En función de este festival, y de un festival más pequeño en nuestro pueblo a finales de septiembre, decidiremos si nos comprometeremos a más en el futuro... igual a mi espalda no le gustría subir casks durante los festivales, pero seguro que hay otras labores donde podríamos echar una mano.