viernes, 7 de noviembre de 2014

In a salt crust

Cooking food in a salt crust ("a la sal" in Spanish) is a traditional way of cooking in the countries around the Mediterranean sea. It may come as no surprise that the most usual dish found to be prepared like this is a fish like sea bass. 
It´s a very good way to prepare food, as no fat is required, and the food is actually prepared within its proper juices. When properly taking away the salt crust, the food isn´t too salty either and the salt has not only absorbed fat from the food, but also the cooking smells.
At home, Gonzalo normally prepares the typical Spanish dishes (tortilla, paella, and lubina/dorada a la sal), while I cook the rest. But this time, as I was lucky to be able to collaborate in a project by Sal Costa, I tried out a couple of different recipes using this cooking method.

Both recipes come from the booklets included in the project pack. 

1/ Salmonetes con salsa de tomate y aceitunas - red mullet in a tomato and olive sauce
Ingredients : 8 large red mullets - 2 kg of salt - 200g tomatoes - 200g onion - 20g unpitted green olives - 20g capers (on vinegar) - 3 spoons of olive oil (virgen extra) - 1 spoon of Xeres vinegar - 1 spoon of oregano - parsley
Preparation :
  • ask your fish monger to clean the mullets opening them up as little as possible, and maintaining the scales
  •  put a layer of salt in an oven dish, put some parsley on top, and then the red mullets; cover with the rest of the salt
  • cook in the oven at 220ºC for 18 minutes
  • meanwhile : chop tomatoes and onion small, add capers, the sliced olives and the oregano; add vinegar and olive oil according to personal taste
  • remove salt from the red mullets; serve with the sauce


As you can tell, I changed the sauce a bit, as I didn´t have any olives in the house at that moment, but the result was just perfect, as far as the sauce was concerned.






2/ Gambas a la sal - prawns prepared in a salt crust
Ingredients : salt - fresh prawns (preferentially large size)
Preparation : 
  • preheat oven at 200ºC
  • cover an oven tray with a salt layer; put the prawns on top and cover completely with salt
  • humidify the salt slightly
  • cook in the oven for ca. 20 minutes
  • remove salt and serve inmediately


The latter recipe was a straight success from the first moment, while we´ll need to repeat the experience with the red mullet at least once more. It was very hard to remove the salt layer correctly, so we ended up with a slightly over-salty fish. I attributed it to the red mullet being smaller than the sea bass we normally use to prepare this way (when removing the salt using bigger fish, one takes away the skin as well), but I learned it was really because of having overhumidified the salt.
From exchanges with fellow- participants I now know that one can optimise this by
  • humidifying the salt by spraying a bit of water over it
  • breaking the salt layer at the end and using a pastry brush to remove the salt
In the project booklet (as well as in videocasted recipes we were shown) other recipes use the technique with meat or vegetables, but honestly, I prefer to use other cooking methods (steaming vegetables, or grilling meat) because it is easier to check whether the cooking is "done". Further more, you should never forget that removing the salt gives you a bit of cleaning up to do as well. For fish you need to count 30 minutes of cooking in a preheated oven at 220ºC for a piece of 1kg; for every 0.5 kg more, you add 5-10 minutes to the cooking time. For smaller fish, it might help to indicate where the position of the fish is in the oven dish, in order to make it easier to break the salt crust.
Overall, it was a very positive experience, and we´ve extended the use of salt when cooking.

jueves, 6 de noviembre de 2014

Bienvenidos a Palacio

De gemeenschap Madrid is in april 2014 gestart met een programma van geleide bezoeken aan paleizen die anders niet of nauwelijks te bezoeken zijn, en gratis dan nog. Het objectief van dit programma is nogmaals iedereen - ongeacht economische achtergrond - de kans te geven cultuur te beleven, maar weer zien we dat dit objectief utopisch en onrealistisch is : op een hik en een wip waren de beschikbare plaatsen weg en zelfs mensen zoals ik die nogal goed op de hoogte zijn van de culturele activiteiten in Madrid en omgeving, konden niet aan een plekje op de wachtlijst geraken voor de paleizen van april, mei en juni. Niet getreurd, voor juli, augustus en september is het wel gelukt! Over de geleide bezoeken en de gidsen geen klachten, maar het is telkens weer jammer te zien dat er ingeschrevenen ontbreken wanneer het bezoek begint. Bovendien vinden de bezoeken steevast plaats op momenten die niet in te passen zijn in een standaard job, dus het is logisch te stellen dat ook dit programma ten goede komt aan alweer hetzelfde publiek... Mijn tip voor volgende jaren is dus de bezoeken daadwerkelijk aan te bieden op verschillende uren, bepaalde doelgroepen misschien direct aan te spreken om ze te interesseren, en de bezoeken betalend te maken voor de rest van de geïnteresseerden. Het moet niet veel kosten : een bijdrage vragen motiveert de geïnteresseerden werkelijk op te dagen en het kan bijdragen tot kosten voor bezoeken buiten de uren.


In juli kon het Palacio Gónzalez Longoria bezocht worden. Het paleis werd gebouwd voor de Madrileense zetel van een zakenfamilie uit Noord-Spanje en zowel de kantoren van de vader des huizes als de familie hadden hier onderdak. Tegenwoordig is het de zetel van de vereniging van Madrileense notarissen : de vroegere familiale vertrekken worden nu voornamelijk gebruikt als ruimtes voor vergaderingen, lezingen en kleinschalige besprekingen, maar sommige kantoorbedienden hebben het geluk te kunnen werken onder prachtig gedecoreerde plafonds.



Tijdens de maand augustus was het zogenaamde Palacio Godoy aan de beurt. Aan de straatkant doet niets vermoeden dat het paleis genoemd is naar de rechterhand van koning Carlos IV, nl. Manuel Godoy, die hier een tijdje woonde. Het paleis ligt vlakbij het koninklijk paleis, wat het bestaan van ondergrondse tunnels (tegenwoordig gesloten) verklaart. De toegang tot het gebouw was strenger dan in de andere gevallen, want tegenwoordig is het een ministerieel gebouw waarin het Instituut voor Politieke Studies gehuisvest is. De traphal is indrukwekkend.




Het Palacio Bauer waar nu de Hogere Zangschool is, kwam aan de beurt in september. Het gebouw werd opgetrokken in de 18de Eeuw op gronden die toebehoorden aan de Jezuietenorde en kreeg zijn huidige naam omdat het aan het eind van de 19de Eeuw werd gekocht door Ignacio Bauer. Als telg van de ruime Rothchild-familie die in Madrid kwam bankieren, koos hij dit optrekje voor zijn familie. Veel van zijn familiale residentie kunnen we tegenwoordig niet meer herkennen in het gebouw, maar het theater dat eigenlijk de aangepaste balzaal is, is nog steeds erg mooi.

Tijdens juni werden er nog andere paleizen toegevoegd aan het programma. Helaas kan ik in december niet naar de Italiaanse of Braziliaanse ambassades, maar voor een bezoek aan het Casa Grande in Torrejón de Ardoz kon ik me nog wel inschrijven. Torrejón de Ardoz is een gemeente op zowat 20km van het stadscentrum van Madrid en dat maakte waarschijnlijk dat het iets langer duurde vooraleer het bordje van "volzet" moest geplaatst worden. Het paleis ligt in de dorpskern en dus konden wij er gemakkelijk met de regionale trein naartoe.



Ook dit paleis is gebouwd op gronden van de jezuietenorde, langs de zogenaamde Camino real (koninklijke weg) waar een aantal boerderijen werkten die moesten voorzien in de behoeften van de grote gemeenschap van het Keizerlijke College in Madrid (opgericht door María van Oostenrijk, dochter van Keizer Karel V en gevestigd waar nu het Palacio Bauer is) waar de jezuieten het onderricht verzorgden. De boerderij in Torrejón de Ardoz kwam na de verdrijving van de jezuieten in andere handen terecht, maar kende in de 20ste Eeuw niet echt het nodige onderhoud en viel tenslotte in ruïne. De huidige eigenaar liet het domein restaureren en het grootste deel van het Casa Grande vervult nu een rol als hotel-restaurant. De 18de eeuwse bodega is indrukwekkend en ernaast is ook een uniek museum van iconen te vinden.


In de 3 laatst bezochte paleizen was Elena steeds mijn gids en ik bedank haar voor de deskundige uitleg over de gebouwen. Ze liet blijken dat er alsnog niet geweten is of dit initiatief in 2015 herhaald wordt.




martes, 23 de septiembre de 2014

Mi Beerano Cervecero ´14



Este año me uno a la iniciativa de Pau del blog Lupuloadicto y he decidido escribir algo sobre el aniversario de un hecho histórico muy importante que se ha celebrado en mi Bélgica nativa con - entre otros eventos – el lanzamiento de cervezas especiales.

100 años de la Gran Guerra – Cervezas especiales creadas para la ocasión
Hace 100 años, el 4 de agosto de 1914 las tropas alemanas invadieron Bélgica y así empezó la Gran Guerra. Cualquier persona asocia esta guerra con las trincheras : la línea del frente de batalla se situó durante 4 años en las llanuras de los ríos IJzer (en Bélgica) y Somme (en Francia) que habían sido inundadas y tanto los soldados alemanes como los aliados se refugiaban, o más bien trataban de aguantar, en trincheras.

En la región de Ieper (ciudad belga que también tiene la dudosa fama de ser el primer sitio donde se utilizó un arma química, a saber el gas mostaza o la “iperita”) se han celebrado (y siguen en ello) un montón de actividades para recordar todo esto. Incluso el Tour de Francia 2014 pasó por la ciudad y por algunos de sus cementerios más conocidos como Tyne Cot. Y la simbólica amapola – del poema más conocido de esa época “In Flanders fields” - también está en las chapas y etiquetas de unas cervezas artesanas.

La mayor parte de estas cervezas creadas por la ocasión son de la Westhoek, la parte más occidental de la provincia de Flandes Occidental. 
·         Remembrance Beer, de la cervecería Eutropius (Heule) es una cerveza rubia de 9% alc.
·         J.J. Crowe, de la cervecería De Graal (Brakel) es una quadrupel de 10% alc.
·         Wipers Times, de la nueva cervecería municipal de Ieper es una cerveza rubia de 6.2% alc.
·         Passchendaele de la cervecería Van Honsebrouck (Ingelmunster) es una cerveza rubia ligera de 5.2% alc.
·         Flanders Fields Ale 14-18, de Flanders Fields Brewery (Ieper) es una mezcla de una cerveza belga rubia hecha con lúpulo de los campos flamencos (Flanders fields) con una ale inglesa.
·         Ypres de la cervecería De Struise Brouwers de Oostvleteren es una sour ale flamenca, muy popular en la región antes de 1914.

Durante nuestro viaje estival a Bélgica compramos Passchendaele y Flanders Fields Ale 14-18  y las probamos en España. Ambas cervezas se pueden considerar como reinterpretaciones de cervezas populares de principios del S. XX, y entran fácilmente. El uso de lúpulo local da un toque original a la Flanders Fields Ale 14-18. Me gusta particularmente que parte de los beneficios se utilizarán para el mantenimiento de los monumentos de guerra en el municipio de Zonnebeke (8km al este de Ieper).


¡Pero hay más que historias de trincheras! Entre principios de agosto y finales de octubre de 1914 (cuando se inundaron las llanuras del río IJzer al abrir las esclusas) las tropas alemanas ocuparon el país de este a oeste y unas ciudades, hoy en día llamadas ciudades mártires, no sólo fueron quemadas por los soldados alemanes sino que también sufrieron ejecuciones masivas. En Aarschot, la ciudad donde nació mi padre hace 80 años, 1 de cada 3 hombres fue ejecutado el 19 de agosto 1914, como venganza por el disparo – de un desertor alemán, como se sabe ahora, y no de un franco-tirador belga – que mató al general alemán en esta ciudad. 

La biblioteca universitaria hoy en día
El 25 de agosto de 1914 le tocó a Lovaina, de donde soy yo : más de 200 personas fueron ejecutadas y la mayor parte de los edificios de la ciudad incendiados, de los cuales la biblioteca universitaria se convirtió en el símbolo (junto con la catedral de Reims, que sufrió la misma suerte) de los efectos crueles de la guerra. Nada más terminar la Gran Guerra, la biblioteca universitaria se reconstruyó completamente con contribuciones de institutos y universidades estadounidenses.

Este hito en la historia de la ciudad y de la primera guerra mundial llamado Brand van Leuven (Incendio de Lovaina) también ha inspirado a un cervecero. La cervecería Hof ten Dormael (Tildonk) fabricó una cerveza con el mismo nombre y pudimos comprar las 2 últimas botellas de esta cerveza en la cervecería.



“sello” de edificio dañado en Brand van Leuven




Es una sour ale de 6.5%alc. que además permaneció en barriles de roble durante 2 años. El cervecero lo indica ya en la nota de prensa : “no es una cerveza fácil. Después de 2 años se obtuvo una cerveza que es ácida, amarga y ahumada a la vez, para nosotros los olores y sabores de la guerra.” Pues, la idea detrás de esta cerveza merece honra, y nuestra cata confirma que además se ha logrado el objetivo…¡pero yo diría que no sólo “nunca más guerra” sino también “nunca más esta cerveza”!


 




Hechos históricos y sus aniversarios siguen inspirando a cerveceros. Afortunadamente, las cervezas resultantes no siempre tienen una larga vida comercial. Como el verano también se ha terminado, nos toca ahora pasar página y disfrutar de lo que el otoño nos traiga…
Saludos,
Ilse